The X factor of Wat maakt een goede coach

1 nov’16 Van Arienne & Bas kregen we een tweede bijdrage naar aanleiding van hun bezoek aan de ASCA World Clinic afgelopen september. Het eerste artikel is onder de titel “Een Olympische atleet in elk dorp’ ook op deze site verschenen.

 

Door: Arienne Naber / Bas Kotterink

Een hele dag met Olympic head coach David Marsh[i] om ASCA’s Physiology School[ii] te doorlopen, geen betere manier om de fijnere principes van de planning en uitvoering van zwemtraining uitgelegd te krijgen. We zagen er al sinds registratie voor de cursus naar uit, maar het liep iets anders. Coach Marsh had een board meeting in de ochtend en liet zich vervangen door Ira Klein, bij ons toch een stuk minder bekend maar zelf ook trainer van een zestal Olympiërs en een groot aantal nationaal kampioenen. Om het goed te maken, zo beloofde coach Marsh, zou hij ons in de middag een kijkje gunnen in de keuken van zijn SwimMAC Elite team.

Coach Klein nam ons aan de hand van een presentatie van ruim 60 slides—die hij op dat moment zelf ook voor het eerst zag—mee door de lesstof: cardiovasculair systeem, mitochondriën, aeroob en anaeroob energiesysteem, ATP, lactaat, fast twitch, slow twitch, alle bekende begrippen passeerden plichtsgetrouw de revue. Af en toe sloegen we wat slides over, niet alleen om de snelheid er in te houden, maar ook omdat coach Klein aangaf geen echte expert op het gebied van de fysiologie te zijn. Wel ontpopte hij zich als een enthousiast verteller wanneer hij aan de hand van vragen uit de zaal en zijn eigen sets illustreerde hoe hij zijn sporters sneller liet zwemmen.

De avond ervoor had een andere Hall of Fame coach, Gregg Troy, ons al getrakteerd op een barrage aan materiaal in zijn praatje ‘Training sets I like and why’. Ook hij benadrukte meermalen dat hij geen achtergrond in de fysiologie had, “like Dr. Salo.Hard work, bijvoorbeeld wekelijks 30 x 100 van anything, is waar hij van houdt en wat werkt voor hem, zoals hij heeft ondervonden in zijn bijna 40 jaar lange carrière als trainer van topzwemmers als Lochte, Beisel en Dressel. 30 x 100 deed coach Klein ook wel eens, vertelde hij, maar niet zo heel erg vaak en dan liever als een descending set of met steeds ruimere of juiste kleiner wordende tijdsintervallen in blokjes van 5 of als 50 Kick + 50 Swim, kortom een set met iets meer variatie. Dat er meerdere wegen naar Rome leiden, ondanks de algemeen geldende fysiologische principes, was geen nieuwe ontdekking, maar werd vaak onderstreept in de twee dagen dat we al in Fort Lauderdale waren.

In de middag kwam coach Marsh met een tweede verrassing: Hij had Dave Salo weten over te halen om zijn kennis van de fysiologie met ons te delen. Coach Salo heeft immers een PhD in fysiologie, zelf was Marsh als five-time All-American backstroker en succes coach van 49 Olympiërs meer een man van de praktijk. Het werd een onvergetelijke middag, nadat Coach Salo bevestigde dat hij inderdaad een en ander wist van fysiologie, maar on deck toch eigenlijk alleen maar coach was. Al die kennis liet hij dan thuis. Wie zich echt in de fysiologie wilde verdiepen, moest maar eens googelen naar de metabolic pathways van farmacieconcern Roche, die hadden de stofwisseling prachtig in beeld gebracht. Hij wenste de klas veel geluk als we daarna nog steeds de hoop zouden koesteren om met onze trainingen direct te kunnen ingrijpen in het aerobe of anaerobe energiesysteem.

figuur-1b-blog2-kotterink

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 1a: Glycolyse en glycogenese uitgelicht in de stofwisseling (Roche Biochemical Pathways, 4de editie)

figuur-1a-blog2-kotterink

Figuur 1b: Lactaat uitgelicht.

Zelf had Dave Salo dat idee tijdens zijn studie in de jaren 80 van de vorige eeuw al achter zich gelaten: “The body is amazing. It has amazing capacity. We intervene and say ‘Oh, you need this and you need that’. We don’t know what the hell the body needs. The body will do amazing things if we stop getting in its way.”

figuur-2-blog2-kotterink

Figuur 2: Coaches David Marsh en Dave Salo in action

Na die bomb shell werd de rest van de middag een indrukwekkende aaneenschakeling van anekdotes, training sets, wilde verhalen en een ongelooflijke passie voor de sport en de sporters van coaches Marsh, Salo en Klein. Maar, als de basis van een gedegen, effectief zwemprogramma niet meer dan een elementair begrip van de fysiologische principes vergt, wát maakt dan een goede coach?

Die vraag stond centraal in de panel discussie met coaches Allison Beebe, Simone Manuel’s long-time zwemtrainster; Mike Bottom, hoofdtrainer van de Michigan Wolverines en assistent coach in Rio; Gary Hall Sr., Olympisch medaillewinnaar en lange tijd de enige zwemmer die de eer had om de Amerikaanse vlag te dragen tijden de openingsceremonie van de Spelen; Frank Keefe, gedurende 32 jaar hoofdtrainer van Yale; David Marsh en Mark Schubert. Die laatste twee hebben al hun introductie gehad in deze en de vorige blog. Het leverde een interessante discussie op, maar het korte antwoord op deze vraag werd in 1971 al gegeven door de legendarische coach Dr. James ‘Doc’ Counsilman: de X Factor.

Doc Counsilman, de eerste zwemtrainer die ook als wetenschapper werd gerespecteerd, is niet alleen beroemd als coach van Mark Spitz, ontwerper en verkoper van de eerste pace clock in 1959, pionier in het onderwater filmen en biomechanicus achter de hoge elleboog, maar ook om een aantal uitspraken die de kern van de sport raken. Heel veel sprekers op de ASCA conferentie refereren naar Doc Counsilman als voorbeeld, mentor of inspirator.

Volgens Counsilman is de variabele die het meest bijdraagt aan de prestaties in het zwemmen de variabele die we het minst kunnen controleren, namelijk het aangeboren vermogen van de sporter[iii]. Hoeveel je ook studeert, meet en weet, als trainer voeg je minder toe dan je graag zou denken. Wat het verschil maakt tussen een goede en een minder goede trainer is de X Factor. Ben je als coach in staat om je te richten op dat wat belangrijk is en je niet te laten afleiden door dat wat er minder toe doet? Kun je de knelpunten op het technische vlak identificeren of is 1 op 3 ademen altijd je belangrijkste aandachtspunt? Als coach moet je je ook realiseren dat je verantwoording schuldig bent aan de zwemmer, niet aan het bestuur, de ouders of anderen. Coaches met de X factor zien en doen wat er moet gebeuren.

In 1971 voorzag Counsilman dat kennis van de techniek en de fysiologie een steeds belangrijker plaats in zou nemen in de zwemtraining. Volgens bewegingswetenschappers Sander Schreven en Roald van der Vliet hebben we eigenlijk nog steeds maar een heel beperkt idee van hoe zwemmen werkt, omdat het zwemmende gedeelte veel minder goed meetbaar is dan start, keerpunt en finish[iv]. Maar zelfs als alle onderdelen van de race tot in de puntjes uitgedacht en getraind zijn, dan nog kan de beste prestatie er niet uitkomen. Daarover kunnen alle panelleden meepraten. Op het moment suprème zijn de mentale aspecten doorslaggevend. Maar dat geldt niet alleen voor de race. Om het meeste uit de training te halen en je beste prestaties in de wedstrijd neer te kunnen zetten, moet je juist ook in de training mentaal hard zijn. Zwemmers moeten daarom niet vertroeteld worden: Race and train tough, is het devies. Kortom, coaching psychologie zou in de toekomst, net als 40-50 jaar geleden, volgens Counsilman altijd even belangrijk blijven.

Dus hoe worden we betere coaches? “Get out of your comfort zone, embrace risk and be coached”, is het advies van coach Salo. “Everything matters”, zegt coach Marsh, maar volg je principes. Die laatste boodschap klonk eigenlijk door in de wijze raad van alle sprekers gedurende de week: Luister, leer, doe, maar maak vooral alles wat je in je opneemt eigen: “Retain your individuality; otherwise you may lose your ability to think independently and creatively,“ aldus Counsilman. Zorg dat je je eigen stijl ontwikkelt. Dat maakt je sterker als coach en Amerika—en in ons geval Nederland—sterker als zwemland.

[i]         David Marsh was de Head Coach in Rio voor het USA dames team. Hij is bij SwimMAC Elite de hoofdtrainer van onder andere Ryan Lochte en natuurlijk onze eigen Dion Dreessens.

[ii]        In Amerika is het de American Swimming Coaches Association (ASCA) die de opleiding van zwemtrainers verzorgt. ASCA doet dit in samenwerking met USA Swimming en een aantal andere nationale organisaties, zoals YMCA, Masters Swimming en College Swimming Coaches Association of America. De Physiology School is een Level 3 cursus.

[iii]       Bron: “The “X” Factor Applied to USA SWIMMING”, speech van Dr. James Counsilman uitgesproken tijdens het 1982 ASCA World Clinic Banquet.

[iv]      Bron: Artikel van de hand van Michiel de Hoog in online medium De Correspondent (augustus 2016).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *