The Great British Medalist Project

24 nov’19 door: Hans Elzerman

Het is alweer twee maanden geleden dat ik iets op deze pagina plaatste. U heeft dus even moeten wachten. Onlangs werd ik gelukkig attent gemaakt op een overzichtsartikel over talentontwikkeling, waarvan ik de inhoud graag met u (in delen) wil delen. Het betreft het artikel met als titel:

The Great British Medalists Project: A Review of Current Knowledge on the Development of the World’s Best Sporting Talent (Tim Rees e.a.; Sports Med (2016) 46: 1041–1058).

Inleiding:

In dit belangwekkende overzichtsartikel, identificeren de auteurs wat er bekend is of gedacht wordt bekend te zijn met betrekking tot de ontwikkeling van ‘s werelds grootste sporttalenten. Op basis daarvan geven zij adviezen aan beleidsmakers en werkenden in de praktijk, en geven zij richtingen aan voor verder onderzoek.

De auteurs geven met dit artikel een zeer volledig en kritisch overzicht van de aanwezige literatuur op dit gebied, dat daarmee een belangrijk referentiepunt kan zijn voor: (a) onderzoekers op het gebied van talentidentificatie en –ontwikkeling, en voor (b) beleidsmakers en praktijkmensen wanneer het gaat om een goed overzicht van de aanwezige kennis en de wijze waarop deze kennis in acties kan worden omgezet.

In het artikel komen vele onderwerpen aan de orde. Ik start mijn artikelenreeks met onderstaand onderwerp, omdat het goed aansluit bij mijn eerdere artikelen over centralisatie.

Een opmerking vooraf: in het oorspronkelijke artikel wordt gesproken over de categorie ‘junior’ In Nederland bestaat binnen de sport geen eenduidige categorizering. Zo moet dir begrip binnen het Nederlandse zwemmen als ‘jeugd’ worden vertaald. Ik heb dan ook die term in het onderstaande artikel gebruikt. Daarnaast spreekt men in het artikel over ‘practioners’, hetgeen ik vertaald heb als praktijkmensen. Hiermee worden vooral trainers, coaches en andere begeleiders bedoeld.

Athlete Support Programmes:

(verder aangeduid als ondersteuningsprogramma’s)

Informatie uit 19 Europese landen suggereert dat de meeste talent identificatie systemen in sport de huidige jeugd prestaties en/of wedstrijdresultaten gebruiken als het belangrijkste criterium voor het selecteren van sporters voor een ontwikkelingsprogramma.

Alhoewel de meeste (internationale) topsporters in enig stadium van hun carrière hebben deelgenomen aan een ondersteuningsprogramma, is er bewijs dat succes op jonge (jeugd) leeftijd niet voorspellend is voor het langere termijn senioren succes. Divers longitudinaal onderzoek over langere periodes (7-12 jaar) laat het volgende zien:

  1. er is veel verloop in de samenstelling van selecties b. hoe jonger er geselecteerd wordt, hoe jonger ook de leeftijd waarop sporters afvallen c. hoe hoger het nivo dat binnen een ondersteuningsprogramma bereikt wordt en hoe groter het success bij de senioren, hoe later de sporters waren ingestroomd.

Divers ander onderzoek geeft ook aan dat ‘s werelds beste sporters op een significant hogere leeftijd in een ondersteuningsprogramma terecht kwamen dan sporters die dat nivo niet bereikten.

Een analyse van Duitse sporters tijdens de OS van 2004 en 2006 en van Nederlandse sporters laat geen verschil in (medaille) succes zien tussen sporters die naar ‘topsport (talent) scholen’ gingen en zij die dat niet deden, terwijl de laatste groep wel betere schoolprestaties behaalde.

De auteurs concluderen op basis van de door hen beoordeelde literatuur, dat het bewijs met betrekking tot de bijdrage van vroege ondersteuningsprogramma’s aan de ontwikkeling van sporters tot het hoogste nivo, niet overtuigend is. De weg naar de wereldtop is duidelijk niet lineair met herhaalde selectie en de-selectie

De auteurs bevelen dan ook aan dat beleidsmakers en praktijkmensen zich realiseren dat:

  1. jeugd succes niet significant bijdraagt aan de voorspelbaarheid van success bij de senioren, b. vroege ondersteuningsprogramma’s niet de enige weg zijn in talentontwikkeling, c. ondersteuningsprogramma’s beschikbaar moeten zijn voor talentvolle sporters van alle leeftijden, d. uitgeselecteerde sporters gemonitored moeten worden met het oog op een eventuele terugkeer.

De toetsing van de effectiviteit van ondersteuningsprogramma’s moet een prioriteit zijn voor verder onderzoek, met mogelijk een heroverweging van sommige componenten van deze programma’s. Daarbij zijn ook de volgende vragen relevant:

– waarom stokt de ontwikkeling van sommige als talentvol en zeer gemotiveerd aangemerkte sporters op belangrijke transitiepunten, zoals bij de overgang van jeugd naar senioren?

– Vereisen de bestaande ‘sportsystemen’ vooral dat de getalenteerde sporter wordt ingepast of kunnen de systemen zich aanpassen in dienst van de optimale ontwikkeling van de sporter?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *