3e KNZB trainersdag (verslag)

foto: twitteraccount Andre Cats

7 mrt’18 door: Henri Koek

Ditmaal was het Van Der Valk hotel in Leusden de locatie voor alweer de derde zwemtrainersdag van de KNZB. Ditmaal gaven ca 20 trainers acte de préséance.

Starten

Roald van Vliet en Sander Schreven namen de aanwezigen mee in de ins- en outs van het starten. Vooral bij de uitgangspositie op het startblok en de manier van ‘induiken’ werd lang stil gestaan, vaak in levendige discussie met de aanwezige trainers. Hierbij een korte samenvatting.

Uitgangspositie: De aanwezigen konden wel 9 verschillende ‘belangrijke’ aspecten benoemen die belangrijk zijn bij het bepalen van de uitgangspositie.

Hieruit werden de drie ‘allerbelangrijkste’ gedestilleerd;

  • kniehoek achterste been (90 graden)
  • positie heup (in verticale lijn gezien meer boven voorste been, achterste been of er tussenin)
  • positie armen(armen recht naar beneden, schouders boven voorste been)

Enkele discussiepunten: het zwaartepunt zo ver mogelijk naar voren (heup boven voorste been) of juist ver naar achteren (heup boven het achterste been). Zwaartepunt meer naar voren: kortere bloktijd, ‘sneller’ weg. Zwaartepunt meer naar achteren; benen zijn langer bezig met ‘afzetten’ waardoor er een grotere snelheid wordt bereikt waarmee ‘de achterstand’ tov positie voor ‘gemakkelijk’ kan worden ingehaald. Het uiteindelijke advies; voor de meeste mensen geldt; zwaartepunt tussen voorste en achterste been in.

Een volgend discussiepunt; welk been voor? Advies; het sterkste been voor, maar…. Dat geldt pas bij senioren. Advies; oefen regelmatig waarbij het voorste been wordt afgewisseld. Hoe bepaal je het sterkste been? ‘Vroeger’ werd vaak het advies gegeven; geef iemand een duw in de rug en het been waarmee deze persoon uitstapt is het sterkste been. Dit blijkt lang niet altijd het geval. Nu geldt; een squatsprong op 1 been en dan kijken met welk been de zwemmer het hoogste springt.

Bij de afzet inveren (en door het voorste been zakken) zorgt ervoor dat je meer spanning opbouwt waardoor je uiteindelijk harder kunt afzetten. Met een sprong vanuit een countermovement kom je per slot van rekening ook hoger dan met een squatjump.

Je kunt pas goed zien of ‘iets’ heeft gewerkt als je opnames beeldje voor beeldje terug kijkt en je kunt pas iets zeggen over de start als je de tijd écht nauwkeurig meet. Dit doe je bijvoorbeeld met videomateriaal

  • Video op vaste plaats;
  • meten op 15m, (zet de drijvers in de zwemlijnen vast zodat ze niet kunnen verschuiven.)
  • Maak het startsignaal duidelijk zichtbaar met een lamp of een grote klap in de handen, zodat je kunt rekenen vanuit het sluiten van de handen.

Ten aanzien van de feedback; vraag eerst wat de zwemmer er van vond. Het is de kunst dat de zwemmer datgene wat ‘goed’ is of wat ‘beter kan’ gaat vertalen naar zijn eigen gevoel. Om die reden is het ook belangrijk dat je niet alleen uitlegt met ‘woorden’, maar dat je ook beelden gebruikt of tactiele informatie geeft. Dus ‘vastpakken’ en de zwemmer in de juiste houding duwen. Letterlijk! Let op! Vraag wel eerst toestemming om de zwemmer aan te raken.

Het induiken; dit moet door zo’n klein mogelijk oppervlak. Vervolgens moet er vooral NIET afgebogen worden. De weerstandskracht is rechtevenredig met de snelheid in het kwadraat (Fw~v²). Bij het induiken is de snelheid extreem groot dus alles wat je dan doet werkt éxtreem vertragend. Niet ‘direct’ afbuigen, maar pas op een diepte tussen de 90 en 135cm.  Begin vervolgens met een upbeat, waardoor de benen in het zoggebied achter het lichaam blijven. Begin direct met de vlinderbeenslag. Het verhaal dat je pas moet beginnen zodra je de snelheid hebt die je met benen zwemmen kunt ontwikkelen is door het innosportlab bewezen achterhaald.

Hoever je onder water moet zwemmen is een onderzoek wat momenteel door het innosportlab wordt uitgevoerd.

Tot slot werd er een pleidooi gehouden om toch zeker ‘gemiddeld’ 1 tot 2x per week 6 tot 8 ‘serieuze’ starts te oefenen. Waarbij er wel regelmatig gemeten moet worden, maar dat hoeft natuurlijk niet elke keer. En je hoeft ook niet al je sporters te meten. Kies er een paar uit die die extra aandacht waard zijn.

Wil je echt stappen zetten met het starten; oefen die starts dan wel aan het begin van de training. Nog voor het inzwemmen. Dan is de kwaliteit het hoogst.

In het start verhaal en pleidooi om te oefenen werd geen onderscheid gemaakt in de fases van het MOZ, hét thema van de rest van de bijeenkomst.

MOZ 2.0

Voor het tweede deel van de bijeenkomst werd de groep in tweeën gesplitst. De ene groep ging met Janet Mulder, die door de KNZB is aangesteld om het MOZ 2.0 te ontwikkelen, in discussie over het huidige MOZ, de materialen die daarbij horen, etc; terwijl de andere groep onder leiding van Jeroen Dellebeke het huidige wedstrijdaanbod onder de loep nam.

In beide groepen leverde het tal van interessante discussies op die nu nog hun weerslag moeten krijgen in de praktijk. Het is de bedoeling dat het MOZ 2.0 gepresenteerd kan worden op de eerste dag van de World Cup zwemmen in Eindhoven.

Aan het einde van de bijeenkomst deed Technisch directeur André Cats nog een oproep om vooral ‘in gesprek te blijven’ met de KNZB; blijf ideeën aandragen!

Verder kondigde Cats aan dat er plannen zijn om de zwemtrainersdagen én ook de dag van de zwemwetenschap een volgende keer te comprimeren tot één zwemtrainerscongres wat een heel weekend duurt. Kortom; wordt vervolgd!

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *