Hoe bouw je een goede 200m ss op?

Tutton in actie

26 juli’18 door: Ronald Veenstra

Hoe bouw je een goede 200m ss op?

Dit seizoen kreeg ik de mogelijkheid om een schoolslagzwemster te mogen begeleiden. Het viel me al snel op dat met name de 200m schoolslag nogal kon variëren in opbouw. Niet alleen bij onze schoolslag zwemster, maar ook bij andere zwemmers.

In het verleden was ik altijd gewend om vanuit een aantal logisch klinkende redeneringen mijn zwemmers te begeleiden, maar de logica van die redeneringen onderzoeken bleef er vaak bij.

Omdat we dit seizoen maar met een kleine groep zwemmers werken  had ik de tijd om eens een studie te maken van de manier waarop een 200m schoolslag het beste kan worden opgebouwd. Ik heb hierbij de Europese top 10 vergeleken met de Nederlandse top 10.

Van te voren had ik de volgende stellingen:

Bewering 1: “Ik zou persoonlijk het liefste een opbouw zien waarbij het verschil tussen de eerste en de tweede 50 net binnen de twee seconden valt.”

Bewering 2: “Ik zou het liefst een opbouw zien waarbij de splits van de tweede en derde en vierde 50 allemaal binnen een seconde zitten.”

Mijn voornaamste beweegredenen van deze verdeling is het omzeilen van de zogenaamde ‘lactaatval’. Veel te hard beginnen, waardoor de melkzuurwaardes in het lichaam dermate hoge waardes aannemen dat de techniek en snelheid niet gehandhaafd kunnen worden in het laatste gedeelte van de race.

Maar wat gebeurt er in de praktijk?

Een aanname van mij is dat al deze dames in principe deze races ongetaperd hebben gezwommen. Het piekmoment voor de meeste van deze zwemster zal waarschijnlijk de EK langebaan in Glasgow zijn.

De tijd van Molly Renshaw is een tijd gezwommen op de Commonwealth Games. Deze tijd mag als een getaperde tijd beschouwd worden. Gezien het belang van deze wedstrijd binnen het Gemenebest.

Laten we bewering 1 eens bekijken. Deze wordt door niemand gehaald. Sterker nog; er zijn slechts 3 zwemsters die het verval minder dan 10% oftewel binnen de 3 seconden houden. Laten we die races eens nader tegen het licht houden.

Tutton

Tutton heeft een verval tussen de eerste en de tweede vijftig van 2.40 en is daarmee op dit moment in deze race kampioen vlak houden van de eerste 100m. Haar vervolg is echter dat ze vervolgens op de  split van de tweede naar de derde 50m nog eens 1.64 verval heeft en dat is eigenlijk meer dan gewenst want hiermee heeft ze het grootste verval van de top 10 op dit moment. Dit is uiteraard niet waar ik als schrijver van dit artikel op hoopte.

Tutton heeft na deze desastreuze derde 50m nog wel een verassing in huis want haar laatste baan gaat weer sneller dan de derde en dit fenomeen zien we eigenlijk maar heel weinig op de 200m schoolslag bij de dames.  Kortom deze verdeling rammelt nog aan alle kanten en het zou me niet verbazen als ze dit wat beter aanpakt voor een medaille op de Europese Kampioenschappen kan gaan.

Simonova

Deze zwemster doet het eigenlijk veel mooier. Zij heeft tussen de eerste en tweede 50 een verval van 2.96 dat is wat mij betreft iets aan de hoge kant maar laten we eens kijken wat de race verder oplevert. Het verschil tussen de tweede en derde 50 is slechts 0.21 en het verval naar de laatste 50 is 0.81. dit is wat mij betreft een vrijwel perfecte vlakke verdeling.

Efimova

Doet weer heel andere dingen in haar verdeling van de 200m. Ze heeft een verval van 2.52 van de eerste naar de tweede 50m en vervolgens zwemt ze haar derde baan weer  0,4 sneller dan de om in de laatste baan weer 1,20 in te leveren. Nu is Efimova een artikel op zichzelf waard omdat ze zowel de 100 als de 200 op wereldtop niveau zwemt en vaak twee compleet verschillende stijlen hanteert. De eerste 100 opent ze vanuit een lage frequentie en na 100 meter schakelt ze over in een schoolslag met een veel hogere frequentie. Deze schoolslag zie je ook vaak in haar 100 races terug. Ik verklaar de vreemde opbouw van haar race dan ook vanuit het feit dat het zeker in Efimova haar geval een trainingsrace was en de combinatie van stijlen. Efimova is nog zoekende naar haar vorm dus dit belooft nog vuurwerk op de komende Europese Kampioenschappen. Na de Europese kampioenschappen misschien nog een extra analyse over Efimova alleen ?

Naar aanleiding van deze analyse past eigenlijk alleen Simonova in mijn plaatje van een ideale verdeling. Meer waarschijnlijk lijkt dat een verval van tussen de drie en vier seconden veel gangbaarder is. Want vrijwel alle dames met een verval van tussen de drie en de vier seconden houden een oplopend schema aan van binnen de 1 tot 1,5 seconde wat in mijn ogen een prima toegestaan verschil is mits de laatste 50 dan ook vlak gezwommen kan worden. En in vrijwel  alle gevallen gebeurd dit ook. Dus de lactaatval waarin je belandt na een snelle opening wordt door vrijwel al deze dames vakkundig voorkomen.

Derhalve zou ik bewering 1 opnieuw willen formuleren:

 Nieuwe Bewering 1:“Ik zou persoonlijk het liefste een opbouw zien waarbij het verschil tussen de eerste en de tweede 50 tussen de drie en vier seconden (<10%) zit”

 Laten we ook nog even naar bewering 2 kijken.

De tweede en derde en vierde split binnen een seconde houden lijkt een prima uitgangspunt en rekken we dit uitgangspunt nog een beetje op tot1,5 seconde dan past vrijwel de hele top 10 van Europa in dit raceplan.

Let ook even op het kunstukje van Montero die een hele vlakke tussen honderd heeft en weet te versnellen in de laatste 50.

Bewering 2 ga ik dus ook een beetje aanpassen:

Nieuwe Bewering 2: “Ik zou het liefst een opbouw zien waarbij de splits van de tweede, derde en vierde baan allemaal binnen anderhalve seconde zitten.”

Maar wat doen de Nederlandse dames nu eigenlijk?

Deze tijden geven in de meeste gevallen een beeld van getaperde races. Immers voor de meeste van deze dames was de ONK in Amersfoort hun piekmoment. Wat mij betreft mogen we er dan ook van uitgaan dat dit ook meer uitgebalanceerde races oplevert.

Laten we aangepaste beweringen ten opzichte van wat er op Europees topniveau gebeurt eens gebruiken om de opbouw van de Nederlandse top 10 nader te bekijken.

Een aantekening hierbij is wel dat we zien dat de gemiddelde leeftijd van de Europese top 22,4 is en de leeftijd van de Nederlandse top 10 gemiddeld 18,4 is. Dit zou voor een zwaar nummer als de 200ss wel eens een belangrijk gegeven kunnen zijn.

Laten we ze eens langs de Europese meetlat van raceverdeling leggen:

 Nieuwe Bewering 1:“Ik zou persoonlijk het liefste een opbouw zien waarbij het verschil tussen de eerste en de tweede 50 tussen de drie en vier seconden (<10%) zit”

De Hollandse dames lukt het slechts in 40% van de races om het verval over de eerste naar de tweede 50 binnen de vier seconden te houden.

Als ik dan ook nog eens kijk naar mijn eigen oorspronkelijke idee over dit verval dan lukt het alleen Tess Schouten om dit verval binnen de drie seconden te houden. Als we race van Tess schouten bekijken zien we veel overeenkomsten met Sutton want haar verval van de tweede vijftig naar de derde 50 zit ook dik boven de seconde namelijk 1.80. ook hier zou ik pleiten voor een vlakker race of misschien gebaseerd op de eerdere conclusies iets rustiger racen in de eerste of tweede vijftig en dan dit verval proberen te beperken.

Nieuwe Bewering 2: “Ik zou het liefst een opbouw zien waarbij de splits van de tweede, derde en vierde baan allemaal binnen anderhalve seconde zitten.”

Dat lukt Delno eigenlijk heel mooi en ze zwemt een prachtige vlakke race. Het enige minpuntje in deze race is denk ik dat het verschil tussen de eerste en tweede vijftig 5 seconden bedraagt.

Kim Vos zwemt een prachtige vlakke race en ook Silke Huisman zwemt een mooie vlakke race met een hele mooie laatste 50m. Complimenten aan beide dames nu is het slechts een kwestie van snellere splits zwemmen.

Verder weten de Nederlandse zwemsters over het algemeen hun races niet zo vlak te houden als hun buitenlandse collega s.

Vragen die dit oproept zijn:

Waarom kunnen wij in Nederland onze zwemsters niet tot een betere raceverdeling laten komen?

Mijn hypothese; ik vermoed dat een aantal zwemsters met rommelige verdelingen al heel snel zouden moeten komen tot een hoger niveau als ze hun krachten beter verdelen.

Daarnaast vermoed ik dat dee gemiddelde leeftijd van onze zwemsters wel een rol speelt. Deze leeftijd is bij ons erg laag terwijl het schijnt dat de meeste zwemsters op dit nummer pas op latere leeftijd echt goed worden in dit nummer. Waarschijnlijk is voor een zwaar nummer als de tweehonderd schoolslag meer ervaring en flink aantal trainingsjaren noodzakelijk om echt aan de top te komen bovendrijven en dus ook de daarbij behorende race verdeling te zwemmen.

Hebben de Nederlandse dames wel voldoende inhoud om een nummer als de 200 meter schoolslag vlak te kunnen zwemmen?

Mijn hypothese: Ik vermoed dat onze cultuur van sprint training en streven naar technische perfectie in alle groeistadia niet de beste aanpak is voor het zwemmen van een middellange afstand.

Het lijkt mij mooi om hier in Nederland eens een goede inhoudelijke discussie over te voeren. Je inhoudelijke reacties op dit artikel zijn dan ook meer dan welkom. Je kunt ze hieronder kwijt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *